Wat ik moest verwachten bij een novelle met de titel Doornroosjes wraak, wist ik niet precies. Het boekje is in ieder geval uitgevoerd als hardcover met een heus leeslint. De illustratie op de cover is gemaakt door Petra de Vries en geeft in een stemmig blauw, rood, geel en een snufje groen de verschillende elementen van het verhaal weer. Tot zover een goede eerste indruk.

Helaas blijkt mijn exemplaar een misdruk te zijn met een extra pagina 91-92 tussen pagina 2-3 en tussen pagina 26-27 is de beschrijving van de auteur terechtgekomen, die ook aan het einde van het verhaal nog eens gemeld wordt. Zonde!

Ook ontdekte ik al lezende nogal wat (spel)fouten, dus een extra correctieronde zou geen overbodige luxe zijn. Zeker omdat het boekje de indruk wekt het resultaat te zijn van een zorgvuldig uitgeefproces, waar mensen met liefde voor het maken van boeken achter zitten.

Doornroosjes wraak is onderdeel van de Snuffelreeks van Stichting Fantastische Vertellingen. In deze reeks worden detectiveverhalen met een fantastische randje of magische tint uitgegeven en dat maakt me nieuwsgierig naar de inhoud. Want hoe kun je het aloude sprookje van Doornroosje omschrijven naar een whodunit?

Doornroosje is in Eekhauts versie Rosa geworden en woont met haar zesjarige tweeling in een niet nader genoemd provinciestadje in een niet nader genoemd land. Rosa en haar kinderen worden intensief geobserveerd door de ik-persoon van het verhaal, meneer Prins. Deze zich over zijn lot beklagende man is zeer gefrustreerd om het feit dat hem de voogdij over zijn kinderen ontzegd is. Hij is dan wel op grond van gebrek aan bewijs vrijgesproken van verkrachting, maar de gevolgen van de slepende rechtszaak zijn wel dat hij nooit lid van het gezin zal zijn, terwijl hij toch echt de biologische vader is.

Dan krijgt hij bezoek van ene Troylus, een figuur die in Berlijn werkt aan een onderzoeksinstituut dat zich uitsluitend bezighoudt met het ontrafelen van de oorzaken van Rosa’s honderdjarige slaap. Ook meneer Prins werkte daar tot hij zich liet verleiden door Rosa’s schoonheid.

Troylus wil in contact komen met Rosa en vraagt meneer Prins om dat te regelen. Die weigert. Vervolgens komt Themis, de kwaadaardige tante van Rosa, hem een voorstel doen die hem het eeuwige leven zal geven. Ook dit weigert hij.

Als Themis gruwelijk vermoord in haar woning wordt gevonden en meneer Prins verdachte nummer 1 is, vindt hij het tijd om zelf achter de dader aan te gaan. Hij heeft namelijk een donkerbruin vermoeden wie dat is. Via zijn advocaat komt hij haar op het spoor in Wenen, waar hij tijdens een achtervolging terechtkomt in een parallelle wereld, alwaar Rosa hem opwacht en haar wraak uitspreekt.

Eekhaut kan schrijven, dat staat buiten kijf. In zinnen als: “Het licht krimpt. Het duister wint. De stemmen van de jongens vallen tot losse geluiden uiteen die gulzig worden opgeslorpt door het park, de bomen, de struiken,” zit een fijne cadans. Eekhauts waarnemingen zijn subtiel en nauwkeurig. Dat je als lezer een hekel krijgt aan de hoofdpersoon en toch wil weten hoe het met hem afloopt, kun je alleen 93 pagina’s volhouden als de auteur enigszins het ambacht van schrijven onder de knie heeft.

Eekhaut is dan ook geen onbekende in de literatuur. Hij heeft meer dan vijftig boeken en honderddertig verhalen geschreven, die vaak een mengvorm zijn van verschillende genres.

Hoewel er een moord wordt gepleegd en er (halfslachtig) naar een dader wordt gezocht, is dit verhaal geen detective, whodunit of thriller.

Meneer Prins is een enge stalker die zijn zin niet krijgt en daar vreselijk over doorzanikt. Even hoop je nog dat hij zijn lesje leert, maar nee, het lesje wordt hem opgelegd. De vingerwijzingen naar de huidige #MeToo-discussie en wat de wetenschap allemaal nog niet weet als die met iets onverklaarbaars wordt geconfronteerd, zijn duidelijk zichtbaar. Misschien ligt het er zelfs iets te dik bovenop.

Wel valt er tussen de regels door veel te ontdekken en is het verhaal zo nu en dan grappig. Eekhaut speelt met de verschillende versies die er van het sprookje bekend zijn. Themis en Troylus komen voor in de versie van de Franse ridderroman Perceforest (1340) en verwijzen naar de godin Themis en (Griekse) held Troïlus. Eekhauts hoofdinspecteur heet Perrault, wat een directe verwijzing is naar de Franse schrijver Charles Perrault, die in 1697 een versie van het sprookje uitbracht onder de titel La Belle au bois dormant. Het geeft het verhaal jeu en laat je doorlezen omdat je wilt weten hoe Eekhaut deze materie verder heeft verwrongen, verdraaid, door elkaar geklutst of gewoon tot de uiterste consequentie heeft doorgetrokken.

Omdat dit verhaal geen echte detective is, blijft in het ongewisse wat het dan wel is. Hoe deze novelle dan te duiden of te interpreteren? De wederwaardigheden van meneer Prins blijven te veel steken in een cynische verhaalwereld met moderne opvattingen over man-vrouwverhoudingen en rechtvaardigheid, een wereld die doordrongen is van het atheïstische wereldbeeld van deze eeuw. Het botst met het idee dat ik heb over sprookjes. Die zijn toch bij uitstek het vehikel van symbolen, archetypen en diepere lagen in ons onderbewuste. Een sprookje is, als je het volgens de analytische psychologie van Carl Gustav Jung bekijkt, een mythische reis van het Zelf. Dat is zo’n beetje het tegenovergestelde van meneer Prins’ belevingswereld. Ja, hij droomt wel eens wat in Doornroosjes wraak, en dat lijkt verdacht veel op het oorspronkelijke sprookje, maar wat dat betekent (óf het iets betekent) in deze context is niet duidelijk. Liever had ik gezien dat het fantastische iets meer ruimte had gekregen. Dan zou de reis naar de parallelle wereld, hoewel zeer elegant beschreven, beter tot zijn recht zijn gekomen.


Dit artikel verscheen eerder op Fantasize.