Deze roman, een aangrijpende getuigenis van geloof, hoop en liefde, speelt in de nabije toekomst: de internationale betrekkingen zijn op een dieptepunt, de wereld is in de greep van het terrorisme en staat aan de vooravond van een onherroepelijke, alles vernietigende kernoorlog. Dan verklaart paus Gregorius XVII dat aan hem persoonlijk het naderende einde van de wereld en de wederkomst van Christus zijn geopenbaard. Is hij krankzinnig geworden? vragen zijn kardinalen zich af, of is hij een mysticus, of een gevaarlijke fanaat die een greep doet naar de allerhoogste macht? Na een gedwongen aftreden trekt de paus zich terug in het klooster van Monte Cassino en hij zoekt steun bij de Duitse geleerde Carl Mendelius om zijn boodschap onder de mensheid te verbreiden. Maar vanaf het moment dat Mendelius zijn opdracht aanvaardt, raakt hij bekneld tussen de immense kerkelijke en wereldlijke belangen én wordt hij het doelwit van terroristen en geheimagenten. Als door de duivel gedreven lijkt de gehele wereld een gruwelijk en desastreus einde te willen bespoedigen.