De Badeners, belust op buit en bodemschatten, zijn er tenslotte in geslaagd de Thuleense hoofdstad Gothab en enkele andere kustplaatsen te veroveren. Immigranten vanuit het Badense rijk stromen toe. Zo komt ook Elvira naar Thula als dochter van de ondergouverneur van Upernavik, een kustplaats in het noorden. Het valt haar op dat er nergens een Thuleen te bekennen is. Ze zijn allemaal gevlucht. 's Nachts worden de Badeners echter steeds weer opgeschrikt doorsabotagedaden. Legereenheden die het land worden ingestuurd om de rebellen uit te roeien, keren niet meer terug. De kolonisatie stagneert. Toch komt niemand op het idee om contact te leggen met de Thulenen. Als Elvira oppert om Thuleens te leren wordt ze voor gek versleten, maar ze zet door. Kort daarop komt ze een Thuleense vrouw tegen die haar helpt. Dan volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. Elvira's vader wordt op expeditie gestuurd en keert niet terug. Elvira besluit hem te gaan zoeken.