Op het Domplein in Würzburg wachten honderden mensen opgewonden op de heks die zometeen op de brandstapel zal worden gezet. Ook de dertienjarige Nina kijkt toe. Ze rilt. Niet alleen van de kou; het hele tafereel vervult haar met afschuw en tegelijkertijd wordt ze ernaartoe getrokken als door een magneet. Het is 1630 en de heksenjacht is in volle gang. Oude vrouwen, zelfs hele gezinnen met kleine kinderen worden het slachtoffer. Ook over Nina doen verhalen de ronde. Soms weet ze namelijk zomaar dingen over mensen of heeft ze visioenen. Terwijl de geruchten over Nina steeds sterker en grimmiger worden komt ze erachter dat haar moeder als heks verbrand is toen Nina nog heel klein was. Nina’s enige aandenken aan haar is een amulet. Om te voorkomen dat ook Nina het slachtoffer wordt van de nietsontziende heksenvervolging, smokkelt Nina’s tante haar de stad uit. Ze wil Nina uithuwelijken aan een oude boer. Maar Nina voelt daar niets voor en neemt de benen. Dit is het beging van een lange zwerftocht.