Zevende zoon opent met een pioniersfamilie - met aan het hoofd Alvin Miller - die tijdens de oversteek van de plotseling door stormkracht voortgestuwde rivier de Hatrack een zoon verliest. In de naweeen van de storm baart de moeder haar tweede zevende zoon Alvin Maker, een kind dat, blijkt algauw, vele magische talenten in zich verenigt, een kind met een bestemming; het is aan Alvin om later wonderen te doen.

Dat concludeert ook Peggy de Fakkel, die tot haar plezier van verre in de pasgeborene een ongekend feld gemoedsvuur ontwaart.

Maar in de pionierende samenleving - die volstrekt gewoon aandoet, ware het niet dat bepaalde magische vaardigheden een alledaags gegeven zijn; talenten van gelijke orde van gewoonheid als brandstichten op afstand en toekomstvoorspellerij op bescheiden schaal - zijn er ook personen die, als Alvin zijn eerste wankele schreden op het pad naar wasdom zet, de talentvolle dreumes het liefst de nek zouden omdraaien. Zo is daar dominee Thrower, de plaatselijke geestelijke, die in Alvin een geduchte toekomstige concurrent ziet. De grootste tegenstreven van de jongen is echter de onzichtbare Vernieler, die bron van kwaad die zich meestal manifesteert als water, in elke voorstelbare vorm. De vraag die zich dan voordoet is een logische zal Alvin zijn eerste levensjaren onbeschadigd doorkomen, ondanks de nabijheid van zijn vriend de Verhalenruiler en de werkzaamheid van zijn geheimzinnige mentor, De Stralende Man?

Zevende zoon: een oorspronkelijk fantasy-idee op sublieme wijze vormgegeven.