Op het tovenaarseiland Loh wordt voor het eerst sinds eeuwen een toverloze geboren, iemand die over geen enkel magisch talent beschikt: een onmagiër. De knaap, Lethe Welmszoon wordt van de school voor magie gestuurd en dreigt een verstotene te worden. Dan ontdekt Matei, een van de zeven machtigste magiërs van het keizerrijk Romander - die de Hoogmysters genoemd worden - een kwade macht dfie het voortbestaan van de eilanden van het keizerrijk in gevaar brengt. Tegen deze dreiging, de komst van de kleurloze magie, is geen enkele magiër in Romander, hoe machtig ook, bestand. Terwijl de kleurloze magie verder oprukt, beseft Matei dat Lethe weliswaar niet over magische vermogens beschikt, maar dat hij daardoor wel eens over andere talenten zou kunnen beschikken die van grote betekenis zijn voor het voortbestaan van het tovenaarseiland en het rijk. Dit is het begin van een wanhopige queeste naar de oorsprong van de kleurloze magie.