Een koning heeft twaalf dochters. Twaalf parels, twaalf bloemen die hij goed in de gaten houdt. De meisjes mogen wel dansen, maar niet met een jongen. Ze mogen wandelen, maar niet buiten de kasteeltuin. En als ze trouwen, zal hun vader wel beslissen met wie. De prinsessen voelen zich vogeltjes in een gouden kooi. Ze willen naar buiten, de wereld zien!