Dit is de sage van Alaric, de zwervende jonge minstreel, met zijn bovennatuurlijke gave. Als pasgeboren kind gevonden op een heuvel, naakt en met een bloedende, afgescheurde hand om zijn enkels, wordt hij in huis genomen door dorpelingen uit de omgeving. De jongen wordt nooit echt aanvaard; men verdenkt hem ervan een wisselkind, een heksenkind te zijn... al kan men hem nergens van beschuldigen. Maar Alaric bezit een uniek vermogen, dat hij in het geheim oefent en dat hem redt als zijn pleegvader hem wil vermoorden.
Al stelend ronddolend ontmoet Alaric een minstreel, die hem onder zijn hoede neemt en hem alles leert. Samen trekken ze de wijde wereld rond totdat Alarics reisgenoot door rovers wordt gedood.
Acht eenzame maanden later staat Alaric met zijn ransel en zijn luit voor de poort van Kasteel Royale. Hij is vijftien, en hij bezit twee talenten - een muzikaal, en een magisch... Met het ene komt hij het kasteel binnen, en na een onstuimig verlopend verblijf, tijdens welk hij hopeloos verliefd wordt op Solinde, de dochter van de kastheelheer, en bevriend raakt met haar broer Jeris, komt hij met zijn andere talent het kasteel weer uit...
Opnieuw trekt hij zwervend door de wereld. Hij blijft niet lang alleen. Na verschillende avonturen en bewogen maanden op het pad van zijn roeping, die hem meer over zichzelf leren dan hem lief is, komt hij terecht in het land waar hij geboren moet zijn...