Mallory, een Engelse specialist in oude talen, wordt door de archeoloog sir Max Lonsdale overgehaald deel te nemen aan een kleine expeditie in een Palestijnse woestijn. Niemand, behalve sir Max weet wat ze zoeken. En niemand, behalve Mallory kan het navertellen, want op hun eerste dag in de woestijn worden ze door terroristen 'opgeblazen'. Door toeval, hij had zich even achter een paar rotsen teruggetrokken, weet Mallory te ontsnappen en hij ontdekt in een grot een document dat hij meteen herkent als datgene waar de dode sir Max naar zocht. Want als hij het, terug in Engeland, in de eenzaamheid van zijn cottage in Sussex ontcijfert, blijkt het het testament van Judas Iskariot te zijn, waarin Judas zeer overtuigend stelt dat het Petrus was die Christus verraden heeft, dat Christus zelf twijfelde aan zijn eigen heiligheid, en dat Judas de enige discipel was die bij hem bleef in zijn lijdenstijd. Het bestaan van het manuscript komt de Kerk ter ore, inderdaad: Mallory probeert het aan het Vaticaan te verkopen: ze zullen toch wel iets over hebben voor een document dat in één klap het fundament weghaalt onder het christelijk geloof? De gewetenloze schaduw van de paus, de dominicaner monnik Giovanni della Paresi, wiens ambitie en gebrek aan scrupules hem tot de machtigste en meest gevreesde man van het Vaticaan hebben gemaakt, ziet het als zijn taak iedereen die van het bestaan van het manuscript op de hoogte is, uit de weg te ruimen.