Zo'n duizend jaar geleden landden de voor-vaderen van de Maori's op de kusten van Nieuw-Zeeland: een uitermate krijgszuchtig volk dat werd gevreesd vanwege zijn kannibalisme. Hun sprookjes en mythen geven evenwel blijk van een gevorderde beschaving, een rijke cultuur en een groot gevoel voor humor. Halfgoden verliezen hun broek terwijl ze de zon proberen te vangen, bomen brengen het licht in de wereld en vulkanen barsten uit omdat ze hopeloos verliefd zijn.

Pas nadat ze (rond 1769) door de blanken waren ontdekt leerden de Maori's het schrift kennen en konden hun sprookjes, mythen en legenden op schrift worden gezet. De hier verzamelde verhalen zijn een bewerking van de eerste geschreven versie uit 1840.