Door de met gas verlichte stegen van Londen omstreeks 1893 zwerft een sinistere figuur: uiterlijk een heer, van binnen een satan. Een mes, een kreet van een vrouw, een melodietje uit een speelgoeddoosje Jack the Ripper heeft weer toegeslagen. Maar Scotland Yard zit hem op de hielen en hij vlucht het huis in van zijn vriend, de schrijver en uitvinder H.G. Wells die hem vol trots zijn nieuwste schepping laat zien: een tijdmachine. Jack the Ripper aarzelt niet en ontsnapt naar 1979 om tegen een nieuw decor zijn oude verdoemde praktijken te hervatten. Hij wordt echter achtervolgd door Wells die zichzelf verwijt dat hij de toekomst met een monster heeft opgezadeld.