Tessel gaat elke avond naar het strand, als de badgasten weg zijn en het strand weer van de vogels is. Dan loopt hij met zijn kar langs de zee. Hij zoekt dingen die door de vloed zijn aangespoeld of die de mensen hebben achtergelaten. Hij is strandjutter, net als zijn grootvader was. Op en dag vindt hij een grote schelp, die een zangerig geluid maakt. Tessel hoort er verhalen in - over verre, vreemde landen, achter en onder de zee. Op dezelfde dag ontmoet hij een meisje, Maja. Ze zegt dat ze op het strand woont, net voorbij het eerste duin. Ze is een prinses. Tenminste dat zegt ze: een vrije prinses. Eigenlijk wil Tessel haar niet geloven. Dat kan toch niet waar zijn? Als zij een prinses is, moet haar vader koning zijn. Wie is haar vader dan? Waar is het land waar ze vandaan komt? Waarom woont ze nu hier? Maar Maja geeft geen antwoord op zijn vragen. Misschien krijgt hij een antwoord door te luisteren naar de verhalen uit zijn schelp...