Gwydion, de prins met het zwarte zwaard, belegt een vergadering waarvoor de belangrijkste krijgsheren en helden van het land Prydain uitgenodigd worden. Op de boerderij van Dallben, de wijze tovenaar, besluiten de aanwezigen opnieuw de strijd aan te binden met Arawn, heerser over het Land van de Dood. Doel is het veroveren van de Zwarte Ketel. In die ketel worden gevallen krijgers omgetoverd tot de gevreesde ketelboorlingen, wezenloze en onsterfelijke krijgers, die Arawn moeten dienen. Ook Taran, de hulpvarkenshoeder van Dallben en held in HET BOEK VAN DRIE, wordt een taak toegewezen. Hij is trots nu als man tussen mannen erkend te worden en ziet zijn taak als groot avontuur. Maar in Prydain is het kwaad nooit veraf. Ook Taran, ondanks hulp van prinses Eilonwy, krijgt te maken met de schaduwkant van het avontuur: tegenslag, moord, angst en verraad...