Geboren te Gentbrugge, Gent. Was een Vlaamse stripauteur die vooral bekend is voor zijn stripreeks 'De avonturen van Nero & Co'. Marc Sleen werd geboren als Marcel Neels en verhuisde drie maanden later naar Sint-Niklaas. Zijn ouders Alois, Edmond Neels (1885-1939) en Maria, Augusta, Ghislena Baeckelandt (1882-1965) waren filiaalhouders in een soort café met vergaderzaal en centrum van de SMOB (Samenwerkende Maatschappij Openbaar Bestuur). Zijn vader herstelde horloges als hobby. Sleen groeide op in een welgesteld gezin en had drie oudere broers Nestor, Adolf en Roger. Zijn vader was humoristisch en verzon bizarre verhaaltjes voor het slapengaan. Marc Sleen zou later zeggen dat hij veel van hem leerde. Zijn moeder was katholiek. Toen Marc vijf was werd hij naar een pensionaat van zusters gestuurd. Hij was er zo ongelukkig dat hij er op zijn zeven van ellende geelzucht kreeg, waarop zijn ouders hem er weghaalden. Als jongen las hij veel: Jules Verne, Karl May, Sherlock Holmes, Dik Trom, Pietje Bell en strips als The Katzenjammer Kids, Zig et Puce, Popeye en Mickey Mouse. Marc Sleen hield van jongs af van dieren. Hij had huisdieren, tekende beesten, verzamelde prentjes en kon urenlang in de zoo naar ze kijken. Net als Hergé en Willy Vandersteen kwam Marc Sleen bij de scouts terecht, waar hij verantwoordelijkheid en andere zaken, die hem tijdens zijn safari's van pas zouden komen, leerde. Marc Sleen was al van jongs af aan een tekenaar en krabbelde alles vol; tot zelfs de muren en zijn vaders bolhoed toe. Toen Marc Neels veertien was, volgde hij zondagse tekenlessen aan de Academie van Sint-Niklaas. Marc Sleens vader overleed in 1939 en het gezin verhuist noodgedwongen terug naar Gentbrugge. Zonder vader Neels belandde het gezin in bittere armoede. Zijn moeder werkte zondags en Marc Neels' tekenstudie werd moeilijker om financieel te onderhouden. De Tweede Wereldoorlog maakte de zaken er niet makkelijker op. Toen de Duitsers België binnenvielen, vluchtte Marc Neels als een van de zogenaamde CRAB's samen met de scoutsgroep waar hij lid van was naar Limoges, waar hij in een klooster terechtkwam. Hij vond later werk op een boerderij in het naburige Panazol. In 1943 diende hij uit geldgebrek te kiezen: studeren of in Duitsland werken. Via zijn broer kwam hij in het Arbeidsambt terecht, waar hij administratief werk uitvoerde. Hij tekende er de muren vol, deed boodschappen en bezorgde brieven. Hij keilde die brieven echter de Leie in. Gelukkig voor hem zorgde zijn broer dat deze job hem na de oorlog niet werd aangewreven. Een van Marc Sleens broers zat in het actieve verzet tegen de bezetters en zat ondergedoken in een kasteel in Ertvelde. In 1944 viel de Sicherheitspolizei binnen op zoek naar zijn broer. Omdat ze niemand vonden, werden de 22-jarige Marc en zijn broer Nestor als gijzelaars gearresteerd. Sleen werd naar het Miljoenenkwartier gebracht waar tijdens zijn ondervraging zijn tanden er werden uitgeslagen. Omdat ze niets loslieten werden de broers naar "De Nieuwe Gevangenis" in Gent gebracht, waar dagelijks tien tot twintig gevangenen werden geëxecuteerd. Op zeker ogenblik zat Marc Sleen alleen in de cel, maar hij werd samen met zijn broer Nestor uit de gevangenis gehaald en per vrachtwagen naar Leopoldsburg gebracht. Daar sloegen de Vlaamse SS'ers op de vlucht omdat de Britten en Canadezen kwamen. Marc Sleen werd bij een bakker in het dorp opgenomen. Omdat de Duitsers nog trachtten terrein terug te winnen, duurde het even voor hij naar huis kon. Jaren later had Marc Sleen nog nachtmerries over deze periode. Datzelfde jaar, in 1944, begon Marc Sleen als cartoonist bij de katholieke krant De Standaard te werken waar mensen als Gaston Durnez en Marnix Gijsen actief waren. Deze krant werd na de oorlog De Nieuwe Standaard en in 1946 De Nieuwe Gids. Behalve cartoons maakte Sleen illustraties bij artikels, landkaarten en procestekeningen. Hij tekende toen in Ons Volk de stripreeks: 'De Avonturen van Neus'. In 1945 volgden 'De Avonturen van Piet Fluwijn en Bolleke' en een jaar daarna 'Stropke en Flopke', 'Tom en Tony en Pollopof'. Marc Sleen ging vooral strips maken vanwege het succes van Willy Vandersteens stripreeks in De Nieuwe Standaard, 'Suske en Wiske'. Alle kranten boden Vandersteen geld om bij hen te komen werken en Sleen zag in dat strips maken beter zou verdienen dan karikaturen tekenen. Als pseudoniem draaide hij zijn achternaam, Neels, om. In 1945 huwde hij met zijn eerste jeugdliefde, Magdalena Paelinck (1920-2008). Het echtpaar bleef kinderloos. De arts die de geboorte van hun eerste kind in 1952 regelde, voerde een mislukte keizersnede uit en hun kind stierf. Later werd die arts door de Orde der Geneesheren geschrapt wegens andere mislukkingen. Marc Sleen zou altijd over deze gebeurtenis spreken als "de zwaarste slag in zijn leven, veel zwaarder dan gevangenzitten in de oorlog of wat dan ook". Op 2 oktober 1947 verscheen de dagelijkse vervolgstrip 'De avonturen van Detectief van Zwam' in De Nieuwe Standaard dat inmiddels zijn naam had veranderd in De Nieuwe Gids. Het eerste verhaal heette 'Het geheim van Matsuoka'. De hoofdfiguur was dan detective Van Zwam, maar in hetzelfde verhaal dook Nero op. Zijn naam was "M. Schoonpaard", een man die zich door het drinken van het Matsuokabier de Romeinse keizer Nero waande. In de herdruk van 1961 werd zijn naam veranderd naar "Jan Heiremans" (Heiremans was de naam van een van Marc Sleens collega's bij de krant). De figuur nam na drie avonturen Van Zwams hoofdrol over en werd de centrale figuur van de reeks. De naam "Van Zwam" werd bedacht door Gaston Durnez. Sleen verzon het verhaal zelf. De strip sloeg aan en concurreerde spoedig met Suske en Wiske. Toen De Nieuwe Gids in 1948 haar populaire editie 't Vrije Volksblad overliet aan een ander katholiek dagblad, Het Nieuws van den Dag, verscheen de strip in beide kranten. Twee jaar later verscheen De Nieuwe Gids als zelfstandige krant en maakte een overeenkomst met het Gents christendemocratisch dagblad Het Volk. Zo verscheen Nero enkel nog in Het Volk en De Nieuwe Gids. Er ontstonden twisten over het auteursrecht nu Het Nieuws van den Dag haar successtrip kwijt was, maar het kwam niet tot een rechtszaak. Nero werd een groot succes in Vlaanderen. De figuren waren antihelden met zeer herkenbare menselijke gebreken en de situaties waren vaak erg absurd en kolderiek. Marc Sleen verwees ook veel naar de actualiteit en gebruikte zelfs gebeurtenissen die op dat moment in het nieuws waren in zijn scenario's. Zo zijn in het album De IJzeren Kolonel (1956) bijvoorbeeld twee actuele gebeurtenissen verwerkt: de Suezcrisis en Hongaarse Opstand. Zijn strips werden gretig gekocht, ook al omdat ze veel goedkoper waren dan Suske en Wiske. Ze werden in zwart-wit op zeer goedkoop papier gedrukt en roken dikwijls nog naar verse drukinkt. Het is mede door die speciale geur dat veel mensen nostalgisch zijn naar de oude albums en ze veel beter vinden dan de latere kleurenalbums die deze geurkenmerken niet hebben. Het Volk gaf vanaf 1950 een kinderbijlage uit: 't Kapoentje, waarvoor Marc Sleen de titel had bedacht en de hoofdredactie op zich nam. Hier ontstonden 'De Lustige Kapoentjes', een reeks die ook zeer populair werd. Voor De Middenstand tekende hij 'Doris Dobbel' en in 1952 voor Ons Zondagsblad 'Oktaaf Keunink'. In 1965 stapte Marc Sleen over naar De Standaard, de krant waarin ook Suske en Wiske liep. Marc Sleen mocht echter wel drie maanden lang na zijn laatste Neroverhaal in Het Volk geen nieuwe strip publiceren. De nieuwe directie kwam daarom met 'De geschiedenis van Nero en Co' op de proppen, een uit knipsels uit oude Nerostrips bestaand stripverhaal, getekend door mensen bij Studio Vandersteen. Na een drietal dagen werden de figuren in het verhaal echter grondig hertekend om minder op Nero's personages te lijken en kreeg Nero een zwarte kap over zijn hoofd. Zijn naam werd bovendien vervangen door drie puntjes. Het Volk was immers naar de rechter gestapt en had de gerechtelijke politie op de strip afgestuurd wegens inbreuk op het auteursrecht. Af en toe was Nero's naam daarna weer zichtbaar, al bleef zijn hoofd nog vaak verborgen achter allerlei vlaggen en meeuwen. Ten slotte verscheen Nero terug in zijn oorspronkelijke gestalte en werd de naam van de strip veranderd in 'De Geschiedenis van Sleenovia'. Het Volk beweerde het eigendomsrecht te bezitten over alle figuren die Marc Sleen in hun krant had getekend en werd door de rechtbank in het gelijk gesteld. Toch hadden enkele katholieke figuren ervoor gezorgd dat de zaak in de minne werd geregeld. Marc Sleen bleef in het bezit van zijn figuren, maar diende "'t Kapoentje" aan Het Volk over te laten. Vanaf 1965 tekende Marc Sleen opnieuw zelf Nero. Hij liet al zijn overige reeksen vallen en concentreerde zich enkel nog op deze strip die vanaf dat ogenblik ook in kleurenalbums verscheen.In 1962 vertrok Marc Sleen op de eerste van vele safari's in Afrika. Tussen 1962 en 1978 verbleef Marc Sleen nagenoeg elk jaar tijdens de maanden januari en februari in de Oost-Afrikaanse brousse (bushbush, wildernis). In de jaren 70 zou hij er dierenreportages maken voor de BRT, waaronder 21 films van 'Allemaal beestjes'. Zelfs in zijn strips bezochten zijn figuren meer en meer het continent en het werd een running gag in "Nero" dat wanneer zijn figuren Sleen belden of thuis kwamen opzoeken hij altijd "op safari" bleek te zijn. Ook Merho maakte in zijn strip 'De Kiekeboes' in het album Album 26 hier een grap over door Kiekeboe en hemzelf naar een stripinstituut te laten gaan, waarvan de directeur, "meneer Neels", op safari blijkt te zijn. In 1977 werd Marc Sleen voorzitter van het comité dat de Bronzen Adhemar uitreikt, vernoemd naar de geniale zoon van Nero, Adhemar. Deze prijs wordt tweejaarlijks uitgereikt aan beloftevol jong Vlaams striptalent. In 1991 kreeg Adhemar een levensgroot standbeeld in Turnhout, de stad waar de prijzen steevast worden uitgedeeld. Sleen zelf werd in 1993 bekroond met een Gouden Adhemar voor zijn ganse carrière. Omdat een Masaidokter Marc Sleen tijdens een van zijn safari's voorspeld had dat hij in 1991 in Afrika door een kudde olifanten vertrappeld zou worden ging Marc Sleen dat jaar niet op safari. In 1992, na gedurende 45 jaar Nero helemaal alleen te hebben gemaakt (waarvoor hij een vermelding kreeg in het Guinness Wereldrecordboek), nam hij tekenaar Dirk Stallaert in dienst die vanaf het album 'Barbarijse vijgen' de verhalen die Marc Sleen bedacht, zou tekenen. Sleens productiviteit van 1944 tot 2002 is zelfs nog opmerkelijker als men in overweging neemt dat hij van 1944 tot 1965 ook nog tientallen andere reeksen had lopen zonder hulp van andere tekenaars of scenaristen in te roepen. Later zou hij de wallen onder zijn ogen aanduiden als bewijs van hoe hard hij wel niet aan zijn strips gewerkt heeft overheen de jaren. In 2002, besloot Marc Sleen, nu hij 80 was een punt te zetten achter de reeks. Het laatste album was 'Zilveren tranen'. Marc Sleen wenste niet dat iemand anders de reeks zou verderzetten. Op 13 juli 2008 overleed Marc Sleens echtgenote Magdalena Paelinck op de leeftijd van 87 jaar. Overleden te Hoeilaart, Vlaams-Brabant.