Geboren te 's-Gravenhage, Zuid-Holland. Antoon Leonard de Rop was een Nederlandse onderwijzer, kinderboekenschrijver en tekstdichter. Was de zoon van een Vlaamse vader, Egidiuss Gillis Derop, en een Nederlandse moeder, Maria Petronella Rotteveel. Antoon Leonard de Rop was opgeleid tot onderwijzer en sinds 25 oktober 1873 hoofd van een lagere school in Amsterdam. Hij was een dichter en schrijver, en schreef vooral voor kinderen. Hij was een dichter uit de school van Joseph Alberdingk Thijm. Zijn gedichten verschenen in Korenbloemen en lentegroen, Duinbloemen (1871), Immortellen en rozen (1884), Lelietjes van Dalen, Sterrebloemen (1892), Bosviooltjes en lentebloesem, Uit de jeugd van beroemde personen (1879) en Sneeuwklokjes. Zijn verhalen verschenen in Kindercourant, Bato, De Nederlandsche Spectator, Voor 't jonge volkje en andere tijdschriften voor de jeugd. Verder publiceerde hij in Kunstkroniek, Eigen Haard en vele andere. Van zijn hand verscheen de bundel Gedichten (1876) en een vertaling van Herman und Dorothea van Johann Wolfgang von Goethe (1885). Overleden te Amsterdam, Noord-Holland. Zes van zijn liederen uit deze uitgaven werden opgenomen in de liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee (1906). Een daarvan is het welbekende: De paden op, de lanen in, vooruit met flinken pas.