Geboren in Grouw, was een van vier broers en waarschijnlijk wel de geniaalste. Hij werd te Leeuwarden op de Franse en Latijnse school gedaan en studeerde godgeleerdheid in Amsterdam (1807-1812). Werd in 1813 Doopsgezind predikant te Bolsward en daarna in Deventer (1822). Hij was een geleerde die niet alleen onderzoekingen verrichtte op het gebied van het Oud-fries, Oudengels en Oudscandinavisch, maar ook interessante letterkundige opstellen naliet. Hij schreef over de 17de-eeuwse Friese dichter Gysbert Japicx, vertaalde het evangelie van Matheus in het Fries en werkte als grondig filoloog lange jaren aan een woordenboek van de Friese taal. Overleden in Deventer.