Geboren te Gouda. Petrus Anton Begeer was onderwijzer, maar ook actief als schrijver van kinderboeken, romans en gedichten, beeldend kunstenaar en kunstcriticus. Zijn vader had een kapperszaak aan de Oosthaven, destijds een statige gracht. In mei 1906 vertrok Begeer naar Haarlem om daar te gaan studeren aan de vermaarde Rijkskweekschool voor onderwijzers. In 1910 behaalde hij zijn bevoegdheid en keerde hij terug naar Gouda waar hij enkele jaren werkzaam was als onderwijzer. In 1913 verhuisde hij naar Rotterdam. Na eerst een tijdje op huurkamers te hebben gewoond, betrok hij een huis in tuindorp Vreewijk. In deze nieuwe wijk woonden destijds veel onderwijzers (onder wie Begeers goede vriend, de latere schrijver en journalist Arie Pleysier) en kunstenaars. Veel bewoners van Vreewijk waren links, vandaar de bijnaam ‘het rode dorp’. Als beeldend kunstenaar was hij autodidact. Vanaf 1924 was hij aangesloten bij de kunstenaarsgroep De Branding. Hij gaf les aan scholen in de Joubertstraat en de Lange Hilleweg en schreef over beide scholen een boek: Pieter Maritsstraat 7 en Wespen en horzels. Kunstkritieken schreef hij vanaf 1925 voor het socialistische dagblad Voorwaarts. Hij was meer dan vijftig jaar lid van de voetbalclub Feyenoord, maar tot verdriet van de redacteur van het clubblad schreef hij nooit een bijdrage. Overleden te Rotterdam. Als beeldend kunstenaar is Begeer zeker in Rotterdam bekend gebleven. In 2002 werd een straat naar hem vernoemd. Centraal in deze nieuwe wijk ligt de Brandingdijk.