Geboren te Antwerpen, Antwerpen. Willy Jan Frans Maria Vandersteen was een Belgische striptekenaar. Hij is vooral bekend als bedenker en oorspronkelijke tekenaar van de stripreeks Suske en Wiske, waar hij tot in de jaren zestig nauw bij betrokken was. Hij groeide op in de Antwerpse volkswijk De Seefhoek als zoon van een beeldhouwer/ornamentmaker. Zijn tekenaanleg en fantasie waren tijdens zijn kindertijd al opvallend. Hij tekende wielerwedstrijden op de stoep van de August Sniedersstraat en bedacht verhalen en toneelstukjes die zijn leeftijdsgenoten vervolgens naspeelden. De jongen verslond boeken en droomde op school regelmatig weg tijdens de lessen geschiedenis. Toen hij eens over de kruistochten geleerd had, trokken hij en enkele kinderen uit de buurt verkleed als ridders naar de kerk om er zich te laten zegenen. De onderpastoor zei hun echter dat het Heilige Graf al bevrijd was. Terwijl hij avondlessen tekenen volgde aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten hielp Vandersteen ook regelmatig zijn vader in diens werkatelier. Hij was zeker getalenteerd genoeg om in zijn voetsporen te treden. Toen in de jaren dertig de meer moderne en sobere architectuur van de art deco haar intrede deed, was de ornamentkunst plots uit de mode. Vandersteen besloot daarop timmerman te worden tot hij besloot dat decorateur meer iets voor hem was. Als etalageontwerper bij het Antwerpse warenhuis Innovation kreeg de jongeman op een dag de opdracht een model uit een Amerikaans modetijdschrift op een paneel over te tekenen. Vandersteen las het magazine eerst even door en stuitte toen per toeval op een artikel over strips. Het stuk boeide hem zo enorm dat hij besloot striptekenaar te worden. Onder het pseudoniem "Wil" tekende Vandersteen De lollige avonturen van Pudifar voor Wonderland, de kindereditie op woensdag van het blad De Dag. Tijdens de bezetting waren alle Amerikaanse strips door de nazi's verboden en daarom was de hoofdredacteur blij met werk dat door een Vlaming getekend was. Omdat de nazi's echter mensen ronselden voor hun werkkampen moest Vandersteen een veiliger beroep zoeken. Via zijn schoonbroer vond hij een baan als grafiek-omzetter in een landbouw- en voedingsbedrijf, maar omdat dit zo'n saaie baan was begon hij uit verveling in de marges van de bladen te tekenen. Vandersteen wekte de sympathie op van zijn collega's en afdelingschef en mocht het vakblad van de slagers illustreren. Ook de wachtkamer en de personeels- en vergaderzalen mocht hij onder handen nemen. Zo kwam hij in contact met J. Meuwissen, een Nederlander die sinds 1936 het blad Bravo! uitgaf en op zoek was naar Vlaams en Nederlands tekentalent nu er geen Amerikaanse strips meer mochten gepubliceerd worden. Vandersteen mocht nu wekelijks een pagina vol tekenen rond Sindbad de zeerover, Thor de holbewoner en Lancelot. Het waren stuk voor stuk erg onbeholpen, maar charmante strips die de lezers wel op de lachspieren werkten. Het werk was zwaar: Vandersteen pendelde elke weekdag tussen Antwerpen en Brussel en was meestal pas om 9 uur 's avonds thuis waarna hij dan pas aan het tekenwerk kon beginnen. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was Willy Vandersteen 27 jaar. Om zijn geld te verdienen, publiceerde hij heel wat spotprenten. Het vakblad Brabant Strip Magazine pakte in 2009 uit met tekeningen die Vandersteen in 1943 onder het pseudoniem Wil zou gemaakt hebben tegen de nazibezetter en onder de titel Dappere Jan. Bronnen met klare voorbeelden van deze Dappere Jan zijn echter niet te vinden. Vandersteen werkte wel onder de schuilnaam of pseudoniem Kaproen mee aan cartoons voor magazines die collaboreerden met de Duitsers. Een duidelijk voorbeeld van een antisemitische spotprent van Kaproen is te zien op de website van Een Vandaag (AVROTROS Nederland), waar we een viertal oorlogsspotprenten zien, getekend door Willy Vandersteen. Onder andere de tekening waar hij een Dietsche soldaat afbeeldt die een lelijke karikatuur van een Joodse man met gekromde neus buitenschopt. Het zijn illustraties in een brochure ter gelegenheid van een mars van 12000 Dietsche soldaten te Brussel in 1942, de Reimond Tollenaere Mars. De teksten onder de tekeningen werden geschreven door een beter gekende collaborateur, Bert Peleman die de naam Uilenspiegel als pseudoniem droeg. In 2011 bracht Standaard Uitgeverij een boek op de markt, getiteld De oorlogsjaren van Willy Vandersteen. Op een dag liep hij op de vlucht tijdens een bombardement op de stad een oude scoutsvriend tegen het lijf. Deze was inmiddels uitgever geworden en vroeg Vandersteen of hij voor hem een heel stripalbum kon tekenen. In een week tijd tekende Vandersteen het album Piwo, het houten paard. Het boek zou pas later verschijnen uit papiergebrek, maar Vandersteen werd wel betaald en kreeg de opdracht nog twee titels bij elkaar te tekenen, wat hij ook prompt deed. Een andere scoutskameraad van Vandersteen was drukker geworden en zocht hem op met de vraag of hij niet enkele jeugdverhalen kon tekenen voor hem. Er volgden 4 kleurrijke boekjes; Zoo ik een Indiaantje was, Zoo ik een Eskimootje was, Zoo ik een Zeerovertje was en Zoo ik een Riddertje was. De verhalen werden door Casterman in het Frans vertaald. Met de ervaringen die hij nu had opgedaan trok Vandersteen in 1944 naar de Standaard Uitgeverij met een nieuw stripverhaal rond twee nieuwe figuren; Rikki en Wiske. Naar Amerikaans voorbeeld wilde hij zijn strips in de krant laten verschijnen opdat ze zo een vast publiek zouden vinden. Het duurde een jaar vooraleer de uitgever de tijd rijp achtte om het verhaal uit te geven. Op 30 maart 1945 was de strip De avonturen van Rikki en Wiske voor het eerst in de krant De Nieuwe Standaard te lezen. Het was het eerste album van de zogenaamde Vlaamse ongekleurde reeks. Vandersteen was echter niet gelukkig met dat eerste avontuur. De naam "Rikki" was hem niet volks genoeg en bovendien was de manier waarop hij getekend was te veel op Kuifje geïnspireerd. Rikki was daarbovenop Wiskes oudere tienerbroer, terwijl Vandersteen Wiske liever een jongen die even oud als zij was als tegenspeler gaf. Zo verscheen Suske ten tonele in het tweede verhaal Op het eiland Amoras. Vandersteen zou zich tijdens de laatste jaren van zijn leven onophoudelijk bezighouden met het bedenken van nieuwe reeksen en als adviseur optreden bij de series die hij aan zijn medewerkers had overgeleverd. De laatste reeks die hij begon was De Geuzen (1985-1990), een serie waar tien albums van verschenen en die hij nooit uit handen wilde geven. Overleden te Edegem. In zijn testament liet hij weten dat hij graag wilde dat zijn strips werden voortgezet. Zijn werk is nog altijd erg populair en behoort tot het Vlaamse culturele erfgoed en de meest geliefde tekenverhalen in het Nederlandstalig taalgebied. Veel Vlaamse striptekenaars leerden het vak bij zijn studio of werken er. Ondanks de veelgehoorde kritieken dat de strips die er getekend worden veeleer ongeïnspireerd bandwerk zijn geworden en vooral Suske en Wiske niet meer zo leuk of spannend zijn als weleer, verkopen de strips nog altijd goed. Van de oude succesreeksen weten echter alleen De Rode Ridder en Suske en Wiske zich nog staande te houden. Ook na zijn dood kreeg Willy Vandersteen nog erkenning, zo eindigde hij in 2005 op nr. 29 tijdens de Vlaamse versie van de verkiezing van De Grootste Belg.