Geboren in Vlissingen. Groeide op in een rechtzinnig Calvinistisch milieu. Haar vader was een welgesteld man en had een buitenhuis is Souburg waar ze vrienden en vriendinnen ontving. Na een nacht geschaakt te zijn geweest werd ze onder kerkelijke censuur gezet. Om aan het benauwende Vlissingse milieu te ontsnappen trouwde ze met de dertig jaar oudere weduwnaar, Adriaan Wolff, een hervormd predikant in De Beemster, met wie ze al een tijdje correspondeerde. Het huwelijk bleef kinderloos. In 1776 kwam ze in contact met Agatha (Aagje) Deken en na de dood van haar man in 1777, ging ze in De Rijp met haar samenwonen. Met het geld van de erfenis kochten ze in 1781 een buitenhuisje bij Beverwijk, Lommerlust. Zes jaar later vielen de Pruisen ons land binnen en de beide patriottische dames vluchten naar Bourgondië in Frankrijk. In 1794 verspeelde hun zaakwaarnemer hun hele vermogen en drie jaar later keerden ze berooid terug en vestigden zich in Den Haag, alwaar ze overleed aan darmkanker. Aagje Deken stierf amper een week later. Ze werden begraven in Scheveningen. De voormalige pastorie in De Beemster (Middenbeemster) is nu ingericht als museum: Huize Betje Wolff.