Geboren te Brugge. Hugo Maurice Julien Claus was een Vlaams dichter, schrijver, kunstschilder en filmmaker. Hij was de oudste zoon van drukker Jozef (Joseph) Claus en Germaine Vanderlinden te Brugge. In februari 1931 kwam zijn broer Guido ter wereld (overleden op 9 november 1991), later gevolgd door Odo (januari 1934) en Johan (november 1938, overleden op 13 februari 2009). Drie maanden later - vader Claus was ondertussen ook handelaar in schoolbenodigdheden geworden en actief in het amateurtoneel - verhuisde het gezin naar Astene (Deinze), het dorp waar moeder Germaine opgroeide. Jozef begon er drukkerij 'De Lindekens'. Zoon Hugo bracht de grootste tijd van zijn jeugd op de kostschool door, onder meer te Eke. Van 1933 tot 1939 verbleef Claus bij de zusters van het Pensionat Saint-Joseph in Aalbeke. In het schooljaar 1939-1944 volgde hij zijn lager middelbaar onderwijs aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk en later te Astene. In 1946 verliet hij het ouderlijk huis en ging samen met kunstschilder Antoon De Clerck in Sint-Martens-Leerne wonen. Hij volgde er naar verluidt beeldhouwlessen aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent en schreef gedichten, schilderde en had ambities om acteur te worden. Hij voorzag in zijn levensonderhoud als boekillustrator en als schilder van landschapjes en gevels. Op achttienjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste dichtbundel. In 1947, het jaar waarin hij met de bundel experimentele poëzie Kleine reeks debuteerde, werkte hij van oktober tot december als seizoenarbeider in een suikerfabriek te Chevrières in Noord-Frankrijk. In 1948 brengt Claus drie dagen door in Parijs; in de Bar Vert in Saint-Germain-des-Prés ziet hij schielijk de reeds afgetakelde auteur, acteur en theatertheoreticus Antonin Artaud zitten, die hij als zijn geestelijke vader zal gaan beschouwen. De confrontatie met deze auteur van het 'théâtre de la cruauté' zal hem drijven tot de studie van Seneca en de Elizabethanen. Vanaf 1 april 1949 vervulde hij zijn dienstplicht, gedeeltelijk als redacteur van het tijdschrift Soldatenpost (zijn sergeant was Herman Liebaers). Intussen had hij samen met enkele gelijkgezinden (Jan Walravens, Louis Paul Boon, Tone Brulin, Ben Cami, Marcel Wauters e.a.) het avant-gardetijdschrift Tijd en Mens opgericht en in 1949 hield hij zijn eerste expositie als schilder in de boekhandel van de Franstalige dichter Henri Vandeputte in Oostende. Zijn eerste roman, 'De Metsiers' (1950), schreef hij in slechts één maand naar aanleiding van een weddenschap reeds in 1948. 'De Metsiers' was aanvankelijk getiteld 'De eendenjacht', achteraf vertaald als 'La Chasse aux Canards' en 'Sister of Earth'. Hij zond het manuscript in voor de Leo J. Krynprijs en kreeg meteen een bekroning voor het gebruik van het meervoudige vertelperspectief. Toch vond hij zichzelf in de eerste plaats nog schilder. Hoewel zijn literaire talent werd erkend, kwamen er ook negatieve reacties op de thema's incest en inteelt in zijn werk. Van februari 1953 tot begin 1955 verbleef hij in Italië, waar zijn vriendin Elly Overzier (1928-2010) probeerde, onder de pseudoniem Elly Norden, actrice en model te worden. Zij was de dochter van een Nederlands reder. Hij woonde twee jaar in Rome en legde via haar contacten in het filmmilieu. Hij trouwde met haar op 26 mei 1955 in Gent; de bruiloft werd vijf dagen later gevierd in het Brusselse café La Fleur en Papier Doré, Het Goudblommeke in Papier van surrealist-schilder-poëet-galerist Geert (Gérald) van Bruaene, ooit nog vriend van Paul van Ostaijen, in aanwezigheid van kunstvrienden als Jan Walravens, de schilders Roger Raveel en Jan Saverijs, broer Guido, Simon Vinkenoog en Louis Paul Boon. De surrealistische eloge van Jan Walravens werd afgebroken door Elly met de legendarische woorden: "Assez de méchancetés". Op 7 oktober 1963 werd hun enige zoon, Thomas Pieter Achilles, geboren. Begin 1964 solliciteerde Claus tevergeefs naar de functie van directeur van het op te richten Nederlands Toneel Gent. Gekrenkt door de afwijzing van de Raad van Beheer, waarin een toneelauteur zetelde, verbood hij dat zijn stukken in Gent zouden worden opgevoerd. Later, met een nieuwe directie, zou het conflict worden gladgestreken; en nog later zou hij door bemiddeling van vriend en acteur Hugo Van den Berghe gedurende enkele jaren huisauteur van het NTG worden. Eind 1964 verhuisde hij met Elly en Thomas naar het landelijke Nukerke, in een boerderij, gerestaureerd door dichter-architect Albert Bontridder. Nadat hij vijf jaar op een 250 jaar oude boerderij in Tenhole, Nukerke (Vlaamse Ardennen) en even in Knokke had gewoond, verhuisde Claus in maart 1970 naar Amsterdam, waar hij in 1971 actrice Kitty Courbois leerde kennen. Hun relatie inspireerde hem tot de roman 'Het jaar van de kreeft'. Van 1974 tot 1978 verbleef Claus in Parijs met de actrice Sylvia Kristel. Ze kregen op 10 februari 1975 een zoon, Arthur. Uiteindelijk verhuisde hij in 1977 alleen terug naar Gent, waar zijn broer Guido, samen met zijn echtgenote Motte Claus sinds 1973 de 'Hotsy Totsy' uitbaatte, de artistieke privéclub, waar Claus en broer kind aan huis was. Met zijn vriend Freddy de Vree, producer van BRT 3, ondernam hij in 1981 een reis naar Mexico, verslagen in 'Mexico vandaag, land van Posada'. Naar zijn toneelstuk draaide hij zijn film Vrijdag, waarna hij werkte aan zijn roman Het verdriet van België, die in 1983 verscheen. Het werd in 1994, niet gans volgens zijn verwachtingen, verfilmd door de Zwitserse regisseur Claude Goretta. Zijn moeder en vader stierven respectievelijk in 1984 en 1986 in Gent. Op 12 juni 1993 trad Claus te Antwerpen voor de tweede maal in het huwelijk met zijn vriendin Veerle de Wit. Ze hielden een tijdlang verblijf in onder andere Cavaillon (Zuid-Frankrijk), Caromb en Croagnes. In 1996 werd aan de Universiteit Antwerpen het 'Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus' opgericht. Het was het eerste studie- en documentatiecentrum dat werd gewijd aan een nog levende schrijver. Zijn eerste vrouw en moeder van hun zoon Thomas, Elly Overzier, stierf op 26 december 2010 op 82-jarige leeftijd aan hartproblemen. Sylvia Kristel, zijn voormalige geliefde en moeder van hun zoon Arthur Kristel, stierf op 17 oktober 2012 aan de gevolgen van slokdarmkanker. Wordt beschouwd als een van de belangrijkste naoorlogse schrijvers van België. De schrijver leed zo'n twee jaar aan de ziekte van Alzheimer en koos daarom zelf het moment van zijn dood door middel van euthanasie via de organisatie Recht op Waardig Sterven. Kort voor zijn overlijden gaf de filosoof Etienne Vermeersch Claus nog advies over euthanasie. Overleden in het Middelheim-ziekenhuis te Antwerpen.