Willem en Martin gaan met hun ouders en drie broertjes op vakantie naar zee. Daar horen ze het spannende verhaal van de tanden van Kapitein Kraai. In de omgeving zeggen ze dat wanneer de zee ’s nachts oplicht, deze piraat rondspookt om een scheepsjongen te komen halen. Natuurlijk gelooft de negenjarige Willem niets van dit verhaal. Maar wanneer hij na een disco-avond in zijn eentje langs de kust naar huis moet lopen, ziet hij een gloed. En dan hoort hij opeens zijn naam roepen...