Baas Friedolin is houtsnijder, hij maakt houten Jan Klaassens. Op een dag verteld hij aan zijn pleegdochtertje Engelberta dat zijn betovergrootvader een levend harlekijntje bezat. Maar waar is dat harlekijntje gebleven? Op een dag komt hij tevoorschijn: een brutaal mannetje, zo groot als een jongen van zeven jaar, hij heeft een puntneus en een reusachtige grote mond. Op zijn hoofd heeft hij een vuurrrood mutsje met gouden belletjes en hij draagt een bont gekleurd pakje. Hij heeft negentig jaar geslapen en staat klaar op avontuur te gaan. Want Harlekijntje houdt het meest van kopje duikelen en kattekwaad uithalen.