De inwoners van Den Haag zijn in rep en roer als er achtereenvolgens vier mensen spoorloos verdwijnen: Constants, een violist van het Residentieorkest, Fred Kogels, journalist van Het Haagsche Nieuwsblad, Mej. S. Haring, huisnaaister en de HBS-scholier Henk Schuring. Bovendien ziet een vrouw die 's avonds voor het raam van haar woning aan de Loosduinschenweg staat, de autobus van lijn P inclusief de chauffeur Zaterdag en zijn 4 passagiers: Mej. Winkelman, Herman Schmidt, Jan Jacobs en Jufr. Verbeek, in het niets verdwijnen.
Rechercheur Woudstra gaat op onderzoek uit, samen met zijn collega van Dam, gaan ze naar de bewuste plek aan de Loosduinschenweg. Woudstra krijgt daar de schrik van zijn leven als plotseling zijn pijp uit zijn mond wordt geslagen en van Dam spoorloos verdwijnt. Op de plek zelf is nu een vreemde rode cirkel zichtbaar. Dan vliegt er vlakbij de plek een huis in de brand. Als Woudstra daar aanbelt, vindt hij op de zolderetage een ravage aangericht. en is de huurder Herr Lütz spoorloos verdwenen. Woudstra vindt een half verbrand notitieboekje en stopt het in zijn zak.
Woudstra knapt het op Dan neemt hij een dapper besluit: om het raadsel op te lossen, besluit hij zichzelf te laten verdwijnen door onder het gapende gat in het dak van Herr Lütz te gaan staan.