Meester Venijn haalde een klein flesje tevoorschijn en schroefde de zilveren dop los. Hij goot de dop vol met een sprankelend geel drankje en gaf hem aan de koning. ¿Dit is mijn meesterelixer, majesteit. Het zal u goed doen.¿ Een horde harige reuzenspinnen marcheert het land Tamarinde binnen, met aan het hoofd het grootste en gemeenste monster van hen allemaal: Belial. De bendeleider omsingelt met zijn troepen de hoofdstad Toermalijn, waar het paleis staat. Ten einde raad stuurt koning Reinout de Tweede zijn stoere ridders op pad. In het diepste geheim glippen ze door de stadspoorten en zwermen uit naar alle windrichtingen. Ze moeten een manier zoeken om Belial en zijn bende een kopje kleiner te maken. Maar niet één van hen keert terug. Dan rijdt er op een stormachtige avond een schriel mannetje op een geit het land binnen. Het is de begoochelaar Venijn. Hij draagt een toverachtige mantel en beweert de spinnen te kunnen verjagen...