Het verhaal speelt zich af in Nederland, in het jaar 2136, en de vertelde tijd is een week. De zeespiegel is dan zo gestegen dat Utrecht en Amersfoort aan zee zijn komen te liggen. Rotterdam ligt als een eiland met zware dijken eromheen in zee, en Amsterdam is steen voor steen afgebroken en ten noorden van Zwolle weer opgebouwd, maar ligt nu alweer vier meter onder zeeniveau.
Het landschap is ook veranderd: het verkeer verplaatst zich in tunnels en de steden liggen grotendeels onder de grond. Veel bovengrondse gebouwen zijn afgebroken, waardoor het land teruggegeven wordt aan de natuur. Natuurkennis is de belangrijkste wetenschap geworden.
De hoofdpersoon is Richard Maas. Hij woont bij zijn ouders in Amsterdam, en zijn studie gezondheidswetenschappen kan hij thuis doen met een holovisie, een televisie met een driedimensionaal scherm. Op een dag ontmoet hij Wesley, een kloon. In een warenhuis zien zij hoe twee Vlaamse meisjes door de politie worden opgepakt.
Vreemdelingen zijn niet welkom, want Nederland is vol en illegalen worden meteen de grens over gezet. Doordat iedereen een elektronische persoonskaart moet hebben valt een illegaal al gauw door de mand.
Richard is op slag verliefd op Stefanie, een van de meisjes, en besluit haar op te sporen. Als hij later in bed ligt wordt hij wakker gemaakt door zijn vader. Die vertelt hem dat de meisjes in Eindhoven zijn ontsnapt en of hij er meer van weet. Dit omdat ze het verdacht vonden dat Richard naar ze had gevraagd op het politiebureau. Hij legt alles uit en de politie vertrekt.