Jan gaat in de kerstvakantie logeren bij zijn oom en tante. Als hij ’s avonds in bed ligt hoort hij in de hoek van de kamer een zacht geritsel. Zou het een muis zijn? Jan is nieuwsgierig en gaat voorzichtig op onderzoek uit. Tot zijn verbazing ziet hij een heel klein mannetje, niet groter dan zijn duim. Jan denkt dat hij droomt, zoiets kan toch onmogelijk bestaan? Maar het mannetje is wel degelijk echt. Het heet Lodewijk en als het van de schrik is bekomen vertelt het Jan zijn geschiedenis. Lodewijk was altijd al aan de kleine kant. Hij werd daar erg mee geplaagd en daarom ging hij om raad bij een beroemde tovenaar. De tovenaar brouwde een toverdrank en beloofde Lodewijk, dat hij na het drinken van een groot glas hiervan, zeker veertig centimeter groter zou worden. Lodewijk deed precies wat de tovenaar zei en viel daarna in een diepe slaap. Maar wie beschrijft zijn schrik toen hij wakker werd en bemerkte dat hij veel kleiner geworden was! Wel honderd doktoren heeft Lodewijk bezocht, maar niemand kon hem helpen: hij moest verder als een klein mannetje door het leven gaan. Dat leven is niet gemakkelijk geweest, maar alles verandert nu hij Jan heeft leren kennen. Als de vakantie om is, neemt Jan hem mee naar zijn eigen huis. Natuurlijk wordt Lodewijk op den duur ontdekt door de vader en moeder van Jan. Maar voor het zover is hebben Jan en Lodewijk al heel wat dolle avonturen beleefd. En na de ontdekking van Lodewijk zijn de verwikkelingen ook niet van de lucht.