Uit de as van een door oorlog vernietigde wereld rijst een nieuwe staat die geluk belooft aan allen. De mensheid heeft weer hoop. Maar om haar toekomstige gelukte bepalen moet zij eerst door een periode van fascisme. Een van de beter geslaagde burgers van deze heilsstaat ontdekt bij thuiskomst van een expeditie naar andere gebieden, dat zijn Staat een verschrikking is, en dat het oude liedje van macht omwille van de macht weer gezongen wordt. Hij krijgt niet alleen de Staat tegen zich, maar ook een keurkorps van supermensen, die in mateloze arrogantie walsen over belang van de gewone mens. Harold Mead heeft met deze sf-roman meer gemaakt dan een origineel spannend verhaal. Het is een teken aan de wand, een waarschuwing waarvan men de actualiteit elke dag in de pers aantreft.