Tijdens een speelnamiddag in de heide, bemerken Jan en zijn klasgenoten hoe in de verte een dennenbos op bijna bliksemsnelle manier geveld wordt. Ze gaan kijken wat de oordzaak is en zien dat het op die plaats krioelt van de sprinkhanen, die alles verslinden wat ze kunnen bereiken. Dadelijk wordt alarm geslagen. Het leger grijpt in met vlammenwerpers, doch het blijkt dat heel de streek vergeven is van de reuzensprinkhanen. Het komt zover dat de bevolking van het platteland geëvacueerd moet worden naar de grote steden. Ook uit andere werelddelen komen alarmerende berichten binnen: een vloed van monstersprinkhanen spoelt over de aarde. Oom Jonas vindt een middel uit om de sprinkhanen uit te roeien en iedereen helpt daarbij mee.