De leraar in aardrijkskunde onderneemt, tijdens een lang weekend, een tocht per straalhelikopter, samen met enkele leerlingen, waaronder Jan en Peter. Men zet koers naar een woest, onbewoond eiland, waar korte tijd geleden een nieuwe vulkaan werd ‘geboren’. Net boven het eiland heeft men motorpech: de helikopter moet een noodlanding maken. Gelukkig zijn de vulkaanuitbarstingen niet zo erg en, zo goed en zo kwaad het gaat, richten de ontdekkingsreizigers zich in, terwijl de helikopterpiloot radiografisch contact tracht op te nemen met de bewoonde wereld. Dit laatste gaat om een onbekende reden niet. De leraar maakt van de nood een deugd en brengt de jongens, die meestal het voorval beschouwen als een welgekomen avontuur, op de hoogte van het wezen van vulkaanuitbarstingen. Voor de nacht wordt, met het weinige helikoptermateriaal, een primitief bivak ingericht. Tijdens die nacht gebeuren er echter dramatische dingen...