Ver terug in de prehistorie, in een tijd waarin er nauwelijks al van tijd sprake is, maakt het reptielendom wereldgeschiedenis. Reuzenhagedissen hebben de aarde bevolkt en zich verspreid over alle continenten, tot in het luchtruim en de oceanen toe. Hun suprematie over alle andere diersoorten is een onomkeerbaar feit geworden. Als grootste en sterkste onbedreigd, vermenigvuldigen zij zich ongeremd en krijgen al gauw af te rekenen met onderlinge machtsconflicten. Het komt tot een waanzinnige bewapeningswedloop tussen twee grootmachten: de alliantie van de zeereptielen en de verdragsorganisatie van de landdinosaurussen, planteneters tegen vleeseters, diplodocussen tegen tiransaurussen. Wanneer deze escalatie de hele wereldbevolking bedreigt, zien beide partijen wel de noodzaak in van een ultieme vredesconferentie, maar blijken ze aan weerszijden niet tot toegevingen bereid. De wereld zit in nesten... tot, aan de vooravond van de topontmoeting, een minuscuul soort aapachtige zoogdieren op het toneel verschijnt. Onwillekeurig zetten zij het reptielendom in rep en roer: er komt aan het licht dat deze nietige mormeltjes iets hebben wat zelfingenomen reptielen ontberen, iets superieurs...