Honderd jaar geleden dwaalde een vrolijk, elfjarig meisje met goudblonde lokken en grote stralende ogen door het bos, niet ver van haar ouderlijk huis. Nietsvermoedend joeg zij achter een klein konijntje aan. Plotseling kruiste een donkere schaduw haar pad en zij keek hulpeloos toe hoe een grote man uit het struikgewas opdook, een fles hief en met één klap de schedel van het argeloze diertje verbrijzelde. De man, die zij onmiddellijk herkende, richtte zijn bloeddoorlopen ogen vervolgens op haar en greep haar beet. Terwijl de tranen in haar ogen opwelden en de geur van whisky haar neus bereikte, werd zij opgetild en dieper het bos in gedragen. Enkele minuten later was zij dood. De man verborg het kinderlijkje in een grot en keerde terug naar zijn woning. In zijn armen droeg hij het dode konijn. Uren zat hij bewegingloos in zijn stoel voordat hij een besluit nam. Hij ging naar de rotsen waaronder de zee bruiste en kolkte. Nog eenmaal fluisterde hij haar naam en vervolgens stortte hij zich naar beneden. Ook voor hem was het voorbij. Verschillende generaties werden geboren en stierven vóór de gruwelijk tragedie zich herhaalde. De elfjarige Sarah Conger valt ten prooi aan de afschrikwekkende agressie van een dronken man... en die man is haar eigen vader. De angst grijpt haar zodanig naar de keel dat zij voorgoed tot zwijgen veroordeeld is. Maar dan, een jaar later, vallen er ook andere slachtoffers. Eén voor één verdwijnen er kinderen zonder een spoor achter te laten. De vloek die op de Congers rust treft ook anderen. Het drama voltrekt zich en er is niemand die weet hoe een einde aan deze waanzinnige nachtmerrie gemaakt kan worden... niemand die zelfs maar vermoedt van welke kant het gevaar dreigt.