Na de val van Kasteel Tintzin Fyral wordt Faude Carfilhiot opgeknoopt en zijn lijk verbrand. Maar uit de brandstapel ontsnapt een smerige groene walm, de kwaadaardige essentie van de heks Desmeï. De wind voert de walm mee naar zee, waar deze zich met het zeeschuim vermengt en samenbalt tot een groene parel die wordt opgeslokt door een bot. Wanneer de bot wordt gevangen door een arme visser blijkt al gauw dat de parel ieder die hem aanraakt aantast met hebzucht en uiteindelijk zijn eigenaar in het verderf stort. Terwijl de parel van hand tot hand gaat, poogt koning Aillas in Noord-Ulfland de invasie van de Ska tot staan te brengen, en laaien de ambities van koning Casmir om koning van de Oude Eilanden te worden weer fel op. Aan Casmir’s gemoedsrust knaagt de profetie van de magische spiegel Persilian dat niet hijzelf maar de eerstgeborene van de prinses Suldrun op de troon Evandig zal komen te zitten. Casmir zal dan ook alles in het werk stellen om Glyneth en prins Dhrun te vinden, en schuwt daarbij niet om de hulp in te roepen van onfrisse figuren als Visbhume, een tovenaarsdiscipel zonder scrupules.