Nadat de reisgenoten op de grens van het land der boze machten, overvallen door de eerste horde duistere aanvallers, bovendien in zichzelf verdeeld, zijn uiteengegaan, trekt in het tweede deel van dit epos alleen Frodo met zijn knecht het land binnen. De anderen stuiten bij hun achtervolging van de duistere horde op de ruiters van de oude koning van Rohan en weten deze zelf te winnen voor een bondgenootschap tegen de vorst van het land der boze wezens. Ook de tovenaar Gandalf, die als eerste heeft doorzien wat de Ring aan kwade machten kan oproepen, voegt zich bij hen. Tezamen wachten zij de eerste en waarschijnlijk beslissende aanval af van de boze vorst af. Intussen zet Frodo zijn moeizame tocht voort om de Ring in het vuur te werpen waarin hij gesmeed is, om aldus de wereld voor een verschrikkelijke ramp te bewaren. Hij wordt daarbij geleid door de Gollem, de vroegere bezitter van de Ring, die hem in de val laat lopen. Frodo wordt gevangen genomen en zijn knecht besluit alleen verder te gaan, menende dat Frodo dood is; later ontdekt hij dat deze nog leeft: de beslissende slag om de ring is beginnen.