Een Franse politieke en aardrijkskundige missie onder leiding van monsieur Barsac maakt een onderzoekingstocht naar de beroemde bronnen van de Niger, een onderneming die hen dwars door de Afrikaanse jungle voert. Deze extraparlementaire missie in Frans Soedan raakt verwikkeld in allerlei spannende avonturen, die tenslotte leiden tot het einde van de expeditie, welke bestaat uit monsieur Balsac, monsieur Braudières, de leider, dr. Chatonnay, een goed vijf voet lange medicus met wit krulhaar en borstelige dito snor, monsieur Isidore Tassin van het Geografische Genootschap, en voorts, namens verschillende ministeries , de heren Poncin, Quirieu en Heyieux, zonder speciale kenmerken. Monsieur Barsac was een zwaargebouwd man, getooid met een zwarte baard en afkomstig uit de Provence. Monsieur Braudières, eveneens afkomstig uit het Noorden, was mager, cultiveerde een druilige snor, die volkomen in overeenstemming was met zijn ongemakkelijk humeur en zijn pessimistische inslag, was drie jaar jongen dan monsieur Barsac. Alvorens de expeditie, die natuurlijk vergezeld wordt door een groot aantal inheemse dragers, zich vanuit Kankry op weg begeeft, komen een lange veertiger met een hoofd als een biljartbal èn een welgevormde jongedame met stralende ogen en prachtig zwart haar de gelederen versterken.