Als de jeugdige Fitz op zesjarige leeftijd in het holst van een gure nacht wordt afgeleverd bij de poort van het immense kasteel de Hertenhorst, de residentie van de machtige Ziener-koningen, ziet zijn toekomst er verre van hoopvol uit. Hoewel de strenge maar rechtvaardige stalmeester Burrich hem onder zijn vleugels neemt, keert zijn vader, prins Chevalric, hem de rug toe. Erger nog, zodra hij verneemt de verwekker van een bastaardzoon te zijn, doet de koningszoon afstand van de troon van de Zes Hertogdommen en trekt zich terug op het platteland. Om te voorkomen dat Fitz opgroeit met een wrok jegens het geslacht van de Zieners, dwingt Chevalrics vader, de machtige Ziener-koning Vlijm de Listige, de jonge Fitz in de leer te gaan bij de geheimzinnige Chae, des konings persoonlijk adviseur, halve magier en vertrouweling. Dan, terwijl plunderaars van overzee de kusten belagen, terwijl Ontzielden het binnenland onveilig maken en zelfs de geurende lavendelkaarsen de reuk van intriges en kuiperijen op de Hertenhorst niet kunnen verhullen, ontdekt Fitz dat het koningsbloed dat hem door de aderen stroomt hem toegang geeft tot een bijzonder talent, dat van het Vermogen. Maar gebruikmaking van dat talent is niet zonder gevaar.