Alfje was 6 jaar, een tenger jongetje dat niet veel zei, maar wel vreemde dingen deed.Hij zat soms in de troebele sloot te kijken, dan stak hij opeens zijn handje in het water en had een spartelende vis te pakken. Hij voelde ook dat zijn opa was overleden. Alfje rende het moeras in en kwam later terug met een kistje die vol zat met zilveren en gouden munten. Aan de binnenkant was vaag een naam te lezen: Alf Hogel. Toen zijn vader thuiskwam, herkende hij het kistje meteen. Het was van zijn vader geweest en in de vroeger jaren gestolen. Alfje bleek het wonderkind te zijn. Hij zag dingen die andere mensen niet zagen. Het kind hielp wat het kon. Kort nadat Alfje zeven was geworden , gebeurde er iets. De jongen kon al die wonderen niet meer. De mensen waren boos dat Alfje hen niet meer hielp. De ouders bedankten de Heilige Maagd Maria dat ze haar handen van Alfje Had afgetrokken.