Merisse en haar gezellen, de overlevenden van het vergane Poseidia, beginnen een lange scheepvaart, op zoek naar een nieuw tehuis. Merisse zelf wordt gedreven door een opdracht, haar gegeven door een godin, maar de aard van de opdracht blijft voor haar verborgen. Het schip wordt gekaapt en de groep komt terecht in een oorlog tussen militaristisch Assad en Urtan, bewoond door voorouders van Merisse. Bij de groep is ook Peon, de oude aartsvijand, nu invalide: hij wordt gedreven door zijn god, het kwaad. De finale is de confrontatie tussen Merisse en Peon, die beide psychisch op het niveau van hun godheden belanden.