Janneke en Rudolf moeten de wonderkralen zoeken, omdat alleen een ketting ervan de zieke moeder van Rudolf beter kan maken. Maar wat zouden ze moeten beginnen als Janneke niet iets bijzonders had gevonden in de torenkamer? Een fluisterend waterketeltje wijst hun de weg. Nu kunnen ze in de nacht op een zwaan vliegen en op stenen leeuwen door het bos rijden, op zoek naar kralen. Zal het hun lukken alle kralen voor de ketting te vinden?