John Carter was eens een gewoon bewoner van de Aarde. Nu is hij prins van mars en een geducht krijger. Zijn vrouw, de mooie zwartharige prinses Dejah Thoris, is in dit derde deel van John Carters belevenissen op de woeste rode planeet de gevangene van de zwarte dator van de Eerstgeborenen Thurid en de verraderlijke hogepriester Matai Shang, John Carters pogingen zijn vrouw te bevrijden, voeren hem naar de geheime tempel van de Zon die bewaakt wordt door afzichtelijke voorhistorische reptielen en naar een verborgen schuil-burcht in de onherbergzame rotsen. Zijn tocht eindigt als hij via de nachtmerrie van de lijkengrotten terecht komt in de ontoegankelijke stad Kadabra waar de wrede gele jeddak Salensus 011 heerst.