Jonathan woont in een groot huis aan de rand van de stad, bij tante Agatha. Iedere dag wordt hij door Rudolphe, de butler met de auto naar school gebracht. Het liefste zou Jonathan een doodgewoon jongetje zijn, maar het lijkt wel of hij geboren is met een pak en een das... Troost vindt hij bij Timothey, de poes. En bij zijn knuffelbeesten Odiebeer, Olifant en de Kabouter (die Kamiel blijkt te heten). Op een avond, wanneer ze met z'n allen op het bed in het torenkamertje zitten, gebeurt er iets heel vreemds. Het begin van een dol avontuur..