De blauwe nevel had zich verdicht tot een monsterlijke zwarte gedaante, vaag zichtbaar en zonder duidelijke vorm, die het voorste gedeelte van de grot vervulde en de roerloos aan hun tafel zittende mannen aan het gezicht onttrok. Conan ving een glimp op van een ruig uiterlijk, puntige oren en dicht bij elkaar staande horens. Nog terwijl de grote armen als tentakels naar zijn keel schoten hakte de Cimmeriër bliksemsnel met zijn bijl op ze in. Het was alsof hij de stam van een ijzerboom had geraakt. De kracht van de klap brak de steel van zijn bijl doormidden. Maar voor Conan kon zien had het wapen zijn demonische vijand volkomen ongedeerd gelaten. Er was meer voor nodig om de huid van een demon open te rijten. En toen sloten grote vingers zich om zijn keel om zijn nek te breken...