Wellust ziet Asa, waar ze maar kijkt. Gelijk de beesten zijn ze, allemaal. Tegen de achtergrond van het midzomernachtfeest dat jaarlijks in het grote huis wordt gevierd, met de gebruikelijke massa gasten, het onuitputtelijke banket, het gemaskerde bal, begint Asa aan een zuiveringsactie. Niemand stoort of hindert haar, want wie verdraagt het haar aan te zien? Haar vader is het ergst van iedereen. Hij is pas tevreden wanneer het toegaat als bij de varkens. Hij hoort eigenlijk in een kooi thuis. Zelfs mama wenst geen notitie te nemen van haar bestaan. Mooie mama die al vijf jaar niet heeft gesproken en die haar geheimen met zich meedraagt in papieren zakken. Slaperige mama die alleen van Alex droomt. En Alex is weggelopen omdat hij niet de Alex wilde zijn die hij moest zijn. Alex: de grote broer die haar alles geleerd heeft wat ze weet. Het is net iets voor hem om uitgerekend vannacht terug te komen. Terwijl het feest desintegreert, haar vaders reptielen ontsnappen, de bedienden muiten, de huishoudster in de diepten van de keuken een kind ter wereld brengt en het geen moment donker wil worden, jaagt Asa op Alex. Ze heeft nog een rekening met hem te vereffenen. Asa is haar vaders wandelende nachtmerrie. Ze is vijftien, ze is alleen en ze vergist zich.