Het geheimzinnige, onwezenlijke landgoed Moonacre, waar de wees Maria als een prinses wordt verwelkomd, was meer dan zes eeuwen geleden door de koning geschonken aan een dapper man, afstammeling van de Noormannen. Als beloning voor moedige daden schonk zijn vorst hem behalve het landgoed ook de titel sir Wrolf Merryweather. Het kasteel, waar Maria een bijna ontoegankelijk torenkamertje kreeg, stamde nog uit de tijd van sir Wrolf, die er de bouwheer van was en de veste bevolkte met gewapende mannen, narren, minstreels, koks en jagers. Doch even oud als sir Wrolf - en Maria's geslacht - waren de gewelddaden waarmee sir Wrolfs hebzucht zich meester maakte van de Paradijsberg van de monniken en van het naburige landgoed van sir William Cocq le Noir. Slechts zeer geleidelijk ontraadselde Maria de duistere geheimen van het geslacht waarvan zij de laatste erfgename was, en peilde zij de ware betekenis van de talrijke vreemde legenden die de streekbewoners vertelden. Geholpen door sprekende dieren en half onwerkelijke sprookjesfiguren bindt zij de strijd aan tegen het boze dat haar geslacht heeft opgeroepen, en zij weet haar roeping vervuld als zij het legendarische witte paardje mag aanschouwen. Zoals het betaamt in een goed sprookje, verenigt het boek alle medespelers op een groot bruiloftsfeest.