Enkele dagen voor Pasen van het jaar 1975 gebeurt wat velen al lang hebben gevreesd en waarmee de meesten nooit rekening hebben willen houden: door een atoombom wordt Londen van de aardbodem weggevaagd. Op het moment van de ontploffing bevindt Creston, de hoofdpersoon van dit boek, zich in de ondergrondse. Maar zelfs daar wordt iedereen verblind door de flits ‘helderder dan duizend zonnen’; de ontploffing scheurt de grond open en het water van de Theems dringt de ondergrondse binnen. Creston weet zich te redden, maar hij beseft dat hij ten gevolge van de radioactieve straling nog slechts enkele dagen te leven heeft. In de brandende stad ontmoet hij een groepje mensen, waaronder een doofstomme, die in een absurd gebaar van protest opweg zijn naar het Britse atoomcentrum Aldermaston. Creston, een verbitterd en eenzaam man, sluit zich bij hen aan, ook al vindt hij hun voornemen onzinnig. De kleine stoet van ten dode opgeschrevenen komt niet ver: voor het zondagavond is, is nog slechts de doofstomme in leven. Van Greenway heeft deze dodenmars op het uiterst suggestieve wijze beschreven. Er vallen harde en bittere woorden aan het adres van God en de mensen. Maar zelfs temidden van de verschrikking blijkt er plaats te zijn voor echte menselijkheid, voor liefde en zelfs voor hoop, die vooral in de figuur van de vrouw in het gezelschap en van de mysterieuze doofstomme op aangrijpende wijze gestalte krijgen. Dit is een hard en soms schokkend boek, maar tevens een boek waaruit, doorheen alle cynisme en verbittering, vertrouwen spreekt in de goedheid van de individuele mens, waardoor zelfs een atoomhel leefbaar kan worden. Een boek met een actuele situering, en van een gehalte dat duurzame betekenis waarborgt.