‘Aan de koning van Het Land in de Verte. Degene, die je zo lang hebt gezocht, is op weg. Hij reist door dag en nacht, en hij draagt het teken, de Gouden Appel.’ Met deze geheimzinnige brief begint de reis van Bosse naar Het Land in de Verte, waar hij Mio genoemd wordt. Daar moet hij ridder Karo met zijn stenen hart, zijn ijzeren klauw en zijn zeven-en-zeventig spionnen verslaan.