(Data import; tblTitels - page-props) |
(Data import; tblTitels - main-props) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | + | Met een telegram wordt de schoolmeester van Mispel ervan verwittigd dat ‘de zeven’ hem morgen zullen bezoeken. ‘De zeven’ zijn oud leerlingen, superontwikkelde kinderen, op een vreemde wijze op een zelfde nacht in het dorp geboren. Voor de medeleerlingen in de klas plaaggeesten, voor de dorpsbewoners kwelgeesten, die over bijzondere krachten beschikten. Ze zijn de roem van het dorp geworden; tevens de roem van de onderwijzer. Maar die gaat innerlijk aan die roem ten onder: hij heeft de andere kinderen om hen verwaarloosd, hij heeft zijn angst om hun superverstand, hun buitenwereldse krachten, hun cynisme en hun superieure gedraging krampachtig verdrongen. Geluk heeft hij niet gekend: een mislukte liefde, een mislukt leven. Hij leeft als een eenzaat aan de rand van het dorp. Op de vooravond van hun bezoek herleeft hij zijn wedervaren met ‘de zeven’ in een wervelende flashback. Onder de klanken van zijn geliefkoosde muziek drinkt hij zich krankzinnig. Hij ontvangt het bezoek van de burgemeester, de veldwachter, de pastoor, zijn minnares: allen verheugen ze zich evenzeer over de komst van ‘de zeven’. In de vroege morgen wordt het drama voltrokken. Gek, naakt, loopt hij de kerk in, de toren op. Daar wordt hij ontdekt. |
Huidige versie van 25 dec 2021 om 12:12
Met een telegram wordt de schoolmeester van Mispel ervan verwittigd dat ‘de zeven’ hem morgen zullen bezoeken. ‘De zeven’ zijn oud leerlingen, superontwikkelde kinderen, op een vreemde wijze op een zelfde nacht in het dorp geboren. Voor de medeleerlingen in de klas plaaggeesten, voor de dorpsbewoners kwelgeesten, die over bijzondere krachten beschikten. Ze zijn de roem van het dorp geworden; tevens de roem van de onderwijzer. Maar die gaat innerlijk aan die roem ten onder: hij heeft de andere kinderen om hen verwaarloosd, hij heeft zijn angst om hun superverstand, hun buitenwereldse krachten, hun cynisme en hun superieure gedraging krampachtig verdrongen. Geluk heeft hij niet gekend: een mislukte liefde, een mislukt leven. Hij leeft als een eenzaat aan de rand van het dorp. Op de vooravond van hun bezoek herleeft hij zijn wedervaren met ‘de zeven’ in een wervelende flashback. Onder de klanken van zijn geliefkoosde muziek drinkt hij zich krankzinnig. Hij ontvangt het bezoek van de burgemeester, de veldwachter, de pastoor, zijn minnares: allen verheugen ze zich evenzeer over de komst van ‘de zeven’. In de vroege morgen wordt het drama voltrokken. Gek, naakt, loopt hij de kerk in, de toren op. Daar wordt hij ontdekt.