De Heer van Oth wordt er door zijn vorst op uit gestuurd om de Regendanser op te sporen. Met tegenzin gaat Oth op pad om de hem opgedrongen missie te volvoeren. Onderweg neemt hij de gesjeesde toverstudent Lieven Bedelbroot onder zijn hoede. Het tweetal wordt in den vreemde belaagd door vertegen-woordigers van onaangename volkjes, genadeloze landschappen, Lievens beheptheid met Stuurloze Kracht en Oths jammerlijke voorgangers.
Wat steekt er achter deze queeste, wie heeft de onzichtbare hand in de lotgevallen van Oth, Bedelbroot en hun raadselachtige medereiziger Joachim de Wijze? Als het drietal de rand van de wereld is genaderd en daar zelfs overheen trekt, is hun simpel schijnende avontuur, vol schermutseling en archaïsche retoriek, een hallucinante onderneming geworden, die raakt aan de grondvesten van de kosmische orde en de tijd zélf.
Als de Heer van Oth uiteindelijk op één niveau staat met zijn aftands geworden goden, wordt hij geconfronteerd met zijn eigen, onverbiddelijk menselijke lot: de vrijheid van keuze. Maar of hij daar iets mee opschiet?