Abimelech beklom den troon van Israel door valschheid, door onrecht en broedermoord. Op dien troon, welken bespat was met het bloed van de negenensestig Zoonen van den braafsten Vader, zwaaide hij willekeurig den staf, en deed Israel bezeffen hoedanig het een Volk vergaat, dat de Dwinglandij te gemoete juicht en haar door plundering en moord ten Zetel verheft!
Zijn juk was nu drie jaaren, door de Burgers van Sichem gedraagen geworden. Eerst kuschten zij dat ijzeren juk; toen gevoelden zij het met smart, en eindelijk vervloekten zij het.