Vijf jongelieden zijn waardig bevonden om door Koning Dagonaut tot ridder geslagen te worden. De nacht die daaraan vooraf gaat, moeten ze wakend doorbrengen. Ze mogen niet spreken of luisteren naar een stem uit de buitenwereld, zo eist het de laatste proef die ze moeten doorstaan. Tiuri is de jongste van hen - en hij is degene die 's nachts zijn vrienden verlaat, omdat hij de stem hoort van een geheimzinnige onbekende, die zijn hulp vraagt. Hij verbreekt daarmee de regels die een aanstaand ridder te volgen heeft, maar hij beseft dat hij niet anders kan, als hij werkelijk ridderlijk en hulpvaardig wil zijn. Door naar de onbekende te luisteren krijgt hij een opdracht te vervullen die hem ver weg zal voeren. Het gaat om een brief voor Koning Unauwen van het Rijk aan de andere kant van de Grote Bergen - een brief waar Tiuri de inhoud niet van weet, maar die van groot belang moet zijn. Tiuri belooft op een ogenblik dat hij die brief zal bezorgen, en daarmee beginnen de avonturen. Hij trekt door wouden, over bergen en rivieren, wordt achtervolgd door boosaardige Rode Ruiters en geheimzinnige Grauwe Ridders; hij is gast en gevangene in sombere kastelen en ontmoet allerlei mensen - vrienden en vijanden. Vele gevaren bedreigen hem, en het is moeilijk zijn belofte trouw te blijven.