Een tamelijk controversieel boek: verhalen opgeschreven uit het onderbewuste, ongecorrigeerd door de werkelijkheid van alle dag. Een blik in het niemandsland van de auteur, zijn creatieve geest, een handreiking aan het eigen ‘ik’ van de schrijver. Het geheel wordt afgewisseld met dagboekaantekeningen uit de woelige jaren 60, waardoor dit boek een cyclus is van de dromende mens; een verslag van de angst en de hoop die de drijfveren zijn van het menselijk handelen. Het is ook een poging te verwoorden wat niet verwoord kan worden, een soort ‘mental’ fiction, literatuur uit de tunnel van het bestaan. Aanbevolen voor lieden die beweren nooit te dromen en niet ‘aan die onzin’ te geloven.